maandag 27 december 2010

STUIFSNEEUW

Het mooie van een winter is het stille,
het witte van binnen. Buiten waaien bomen om
en bevriezen trage rivieren, wegdek laat los
van al dat sneeuwen, dooien, steeds weer
barst een strakke rail uit zijn voegen
komt een schip vast te zitten
raken schotsen op drift.

Binnen is denkbeeldige stuifsneeuw genoeg
om je huid te beroeren, de dingen gebeuren
door je vel heen en raken het been
dat kan breken. Wat te fel oplicht
verdragen je ogen niet meer, hoog geluid
klinkt als een paar tonen lager, het hart
wil de tranen niet langer bedwingen

en mijn ene hand schrijft wat ik nog altijd
niet weet, de andere pakt beet, houdt vast,
omklemt wat niet, wat zo amper
te zien is geweest.

maandag 18 oktober 2010

DE MIJNSCHACHT (Copiapo)

Dit is waar je bang voor bent: graf
waarin je ademhaalt, honger hebt,
hartenklop voelt. Boven de grond
begint het vergeten, je bestaat er niet
tastbaar meer, schreeuw ongehoord,
gemis al aan het slijten.

Dit is wat angst aanjaagt: je graaft
te diep, de gang stort in, geen weg
terug naar waar en wie je was
vóór je groef; groef naar wat,
wat wilde je vinden?

Je wordt gered. Liefde staat in rijen klaar.
Op de verschrikking valt een flits licht
maar de donkere bril houdt tegen. Wat je
onder ogen zag is beneden gebleven; komt
later wel omhoog, zal je inhalen,
laat zich dan opnieuw horen,
dezelfde gil
hetzelfde doorboren.


Koper is goud waard.
Een waar verhaal wordt gewogen
op de schaal van het bijna niet te geloven,
kan ook zijdelings gelogen
of verzwegen, mag ook mooier verteld
dan hoe het zich onderaards afspeelde.

Je zoekt naar woorden maar je tong wil niet, je
houdt je groot, gaat overdag door met leven.
Wat 's nachts bang maakt is een schacht
waarin je vastzit, halverwege,
je ligt klem in een ander lijf,
hebt geen weerwoord,
nog geen eigen stem, je bent
niet eens geboren.

donderdag 2 september 2010

BLADGOUD, STAAL

Er zijn voorwerpen die gedompeld worden
in goudlak en dan van goud lijken.
Er zijn vergulde ruïnes die naar koningen
en goden wijzen. In felle zon
schitteren weerhanen van blik
met alle winden mee, een snoer
glazen kralen kan door een lichtval
de status van kroonjuweel krijgen.

Geef me naakte taal. Een pen
waar geen bladgoud uit vloeit maar pure inkt
uit Nara, Japan. Woorden van staal
dat uit het diepst van de ondergrond
wordt geboord en aan de oppervlakte
geen sier duldt, alleen hamer, vuur, vijl:
kracht van wat waar is als een dans
die beide voeten ontvelt.

maandag 3 mei 2010

OOSTENWIND, KONINGSKIND




EINDELIJK HERDRUKT!

'Op een van de meest zuidelijke eilanden van de aarde wil een vrouw uit een noordelijke wereldstad dromen en fantasieën optekenen van mensen in afzondering. Hoe langer ze op het eiland verblijft, hoe zinlozer het onderzoek haar lijkt. Ze vraagt niets, ze schrijft niets op. Ze gaat met de mannen vissen, raapt mosselen met de vrouwen en zoekt met de kinderen goud. Maar op de meest onverwachte momenten komen met de poolwind dromen aangewaaid, angsten en verlangens die ze zelf als kind had in haar afgelegen geboortedorp. Er ontstaat een hartstochtelijke verhouding tussen haar en een man die op het eiland ook een vreemde is. Waar is hij naar op zoek, of waar is hij voor op de vlucht, wat vangt híj met zijn innerlijk en zijn verleden aan?'

Te bestellen bij Uitgeverij AUTEURSDOMEIN, Amsterdam

www.auteursdomein.nl
info@auteursdomein.nl

woensdag 3 maart 2010

VISAREND

Iemand zei je moet je vaart versnellen
om van verleden los te komen, je moet
als een voertuig in z'n vrij de heuvel af

niets houdt je bij, niemand
heeft nog naam, precieze tekeningen
rekken tot strepen die aan het eind
van de zindering abrupt de grond in gaan

wat je weet raakt achterop, adem
wordt afgesneden als een koord en
als kreten klinken de woorden.

Iemand zei je moet zoveel vaart krijgen
dat je de lucht in glijdt, roerloos
blijft hangen, onaangedaan
naar beneden kijkt.