dinsdag 10 januari 2012

DE PAARDEN


DE PAARDEN (5)



Van mij

Ik droom van paarden in het donker.
Ze komen vanuit het niets
en gaan nergens naartoe; ze doen alsof.
Mijn blikveld is een zwarte kamer
met muur als oogklep, deur op slot.

Voer genoeg voor de duur van de wanen.
Uit hoeken en gaten komt wat mij dwarszit
tevoorschijn gedraafd, angst voorop.
Volle ruif met stekelig goed, volle drinkbak
met bloed. Manen slingeren zich om armen
en benen, hoeven hameren
het houvast kapot.

De paarden zijn van diep gekomen
en gaan naar diep terug. De stal in mijn hoofd
loopt over van dromen. Geen zweep, geen
roep, geen ruk aan de teugel
houdt ze in toom.

maandag 9 januari 2012

DE PAARDEN

DE PAARDEN (4)

Van mijn grootvader

Hij besloeg ze. Hij koelde zijn woede
op hoefijzers, legde zijn wil op
aan hengsten die zich briesend verzetten
tegen de hamer, dwong onderwerping af
met een paar woorden, zijn taal, een vloek.

Joeg zijn zoon het ambacht in. Beval hem
gevoel als vloeiend metaal in water te koelen
tot het de tijd kon doorstaan, gebood hem
zijn rug te krommen onder de paarden
vanaf zijn twaalfde jaar.

Het aambeeld een altaar waarop onschuld geofferd.
Een voorschoot van leer verhulde
hoe jong nog, hoe teer; op een foto
heft de kleine - mijn vader - de moker
als een pauwenveer.

Hij verdroeg ze, de vrouwen;
ging ook zonder zijn gang. Wachtte
zwijgend achter het raam op het laatste,
het einde. Was ook daarvoor niet bang.

DE PAARDEN

DE PAARDEN (3)

Van Camille Claudel

Ze zeggen dat het paarden waren die haar bij de beelden
vandaan haalden, dat het een koets was die haar afvoerde
op verzoek van een dichter, de enige broer.

Zij hoorde paarden zeggen ze, nog voor die dichterbij
draafden, zag de dreiging in de dag
voor hij aanbrak, voorvoelde nacht na nacht onraad.
Aan gruzelementen hakte ze tenslotte het harde
dat ze voor de verloren liefde aanzag.

Wanhoop valt niet te bewijzen, tranen
verdrink je, woorden van zielenpijn leer je verzwijgen
maar waanzin is te zien aan gedrag:
tot haar dood bleef ze in een gesticht
onder scheefgegroeide platanen
op de verzoening wachten.

Paarden verraden in het groot en er zijn mannen
met hoeven. Een verliefde vrouw geeft zich bloot,
geeft zich weg, houdt soms weinig over; er wordt gezegd
dat minnaar en broer het erg ver brachten, dat zij
in de tussentijd verwerd tot een sprakeloos kind,
het haar in een vlecht, strik eromheen,
blik voor altijd gericht op leegte,
de aan hartstocht bezweken beeldhouwershanden
verzacht tot fluweel in haar schoot.

zondag 8 januari 2012

DE PAARDEN

DE PAARDEN (2)

Van Napoleon

Ze dolen lukraak over steppen, eten
onrijp graan en verdragen het onverdraaglijke:
oorlog, zwepen, kou; rondom
verschroeit de aarde -

Welke geest baarde dit plan, wiens waan
dreef ze het kale landschap in
man na man valt
alles ligt in vorst te krimpen
wat een wak lijkt is een graf
dat bovengronds stapelt
stapelt -

Wie in het hoogste zadel zit trekt aan de langste teugels.
Zet de terugtocht in roept hij, ontvlucht mijn droom
het is de hel gebleken, Moskou brandt -

Ze dolen alle kanten uit. Strompelen
zonder helden zonder wapentuig
naar huis. Eeuwigheid
duurt vijf weken.

DE PAARDEN

DE PAARDEN (1)

Van Picasso

Er is er een die huilt.
Het schilderij geeft geen geluid
toch is de jammerklacht te horen
boven de chaos uit: het dier
steigert van de pijn, voorgoed,
altijd, van het verslagen zijn
en afschuw van geweld.

De stier hoort bij een rode lap
maar alles is hier grijs en zwart
en die hem uitdaagt is geen held: lafheid
voert de boventoon, een dood kind
drukt de onschuld uit, Guernica
wordt vertrapt.

De schilder heeft een paard gezien
dat radeloos
dat huilt -