maandag 5 augustus 2013

PITTEN SCHIETEN (3)



5.

De laatste vrucht ligt in de klauw van de nacht.
Wie grist hem eruit, wie zal gooien?
Geen kunst aan, een armzwaai reikt tot waar
de lage zwaluwen, al haast onzichtbaar,
in zwermen op afgaan.

De laatste maakt goed, zo op het oog,
wat de pitten ons de hele namiddag
in het gezicht smeten.

6.

Over de rivier valt dan de wind in vlagen.
Het riet huivert vooruit, wat vermiljoen leek
begint te vervagen. We keren terug
naar wie we waren vóór de pluk van de kersen
het meten als weten, het zien
van de boog.

Naar nergens neigt ons stille staren
behalve, misschien, naar elkaar

en de jaren -

PITTEN SCHIETEN (2)



3.

De schietschijf als spiegel. De Vecht als verhaal.
Van het slootje van vroeger werd met gemak
de overkant, nu amper het water gehaald.
De oever is dichtbij, we denken aan later:

het bloed dat genoeg heeft van stromen, gedachten
die zonder rangorde dwars door het hoofd
kennis de kwijt, vermaledijd veer
dat na het geheime sein aanlegt
om de harten in het vooronder te laden
een veerman die de loopplank intrekt en zegt
het is over, ga maar slapen -

4.

We eten de rest van de kersen op één na
spuwen de pit met de punt van de tong
waarmee we straks elkaar zullen kussen
zo ver we komen, alsof we voorgoed
voorgoed hier, bijna
een dier zijn -

We bloeden nu uit onze monden.
De rode woorden liggen in het gras
te dromen en wij lopen
van de tijd weg. We ontkomen.

PITTEN SCHIETEN



1.

Over de Vecht vaart een boot vol plezier,
wij zitten aan wal in het gras. Naar nergens
neigt het trage varen, van bocht naar bocht, niet meer
dan dat. Zo vermiljoen zijn de kersen dit jaar
is wat we zeggen, zonder zon toch
tomeloos groot, te zwaar
voor je oren -

Je eet het vlees. Erin verscholen
ligt het harde, soort steen waar alles
om draait. Je stoot je tong,
breekt bijna je tanden.

2.

De kern van de dag is de boog
die de pit van een kers kan beschrijven
de kracht in je handen, de duim
op de volle top van het kootje
dat aanwijst waarheen
en wanneer.

Hoe ver hij komt. Meten is weten
hoe jong je was, hoe oud je bent.






vrijdag 4 januari 2013

HERINNERING



2.

Zo drijft nevel als een lint
achterwaarts het heden in, ik heb hem weer
daar staat hij weer zoals voorheen
stukken groter dan het kind

en harder, doelgericht
drijft hij zijn woorden door
geen stemverlies, ook geen gezicht
het is er nog, het gebaar dat angst aanjoeg


was de ziel maar dicht, tot aan de nok gevuld
met dromen, de drempel hoog genoeg
om het verleden te keren; was het maar
droog gebleven

in het huis waar ik woon
elke dakpan op zijn plek
het gordijn onbewogen -

HERINNERING



1.

Zo komt slagregen het huis binnen:
door een bewegend vliegengordijn
kamerraam op een kier
dakpannen door de tijd opzij geschoven

op de tegelvloer vormt zich een plas
die pas verdampt als de zon binnenvalt
door dezelfde spleten, scheuren
en een blinde vlek overblijft


zo slaat wat op regen lijkt
de ziel binnen: drempel uitgehold
deurkozijn los van scharnier
grendel versleten

en ligt op de bodem tot verwaaien begint
er zon bij komt
het nevel wordt -